Babel in de Bijbel:

 De Toren in de Klassieke Literatuur

door Jim Rovira

 

Juli 1998

 

 

Genesis is een ‘wordingsboek’, dat het ontstaan van alles beschrijft, gaande van het heelal tot plaatselijke belangrijke gebeurtenissen. Het Babelverhaal in Genesis 11:9 beschrijft de oorsprong van de diversiteit van de menselijke cultuur en taal. Dit verhaal is relatief uniek in de Semitische literatuur, en er bestaan parallelle verhalen zoals de Enuma Elish, dat gaat over de oprichting van Babylon en haar heilige toren. Ook is er het Sumerische verhaal over een tijdstip waarop alle mensen dezelfde taal sproken, of dit zullen doen in de toekomst. De Bijbelse verhalen daarentegen over zowel de schepping als de Zondvloed, vinden we tevens terug in de Egyptische, Babylonische, Sumerische en Fenicische literatuur.

De Sumerische epiek “Enmerkar en de Heer van Aratta” toont het meeste gelijkenis met het Genesisverhaal. Er wordt gesproken van een gouden tijdperk waarin ‘’de mens geen vijand had,’’ en ‘’het hele universum, alle mensen zich gezamenlijk in dezelfde taal richtten tot Enlil.’’ Echter, 

Enki…de leider van de goden
legde een andere taal in hun mond
bracht hierin verwarring,
in de taal van de mens die (tot op dat moment) er slechts één enkele was geweest.

Een aantal geleerden vertalen deze tekst, dus mogen we misschien hopen dat de volledige mensheid op een dag dezelfde taal zal spreken, Sumerisch uiteraard. In ieder geval, in Enmerkar is taaldiversiteit een strijd tussen de goden Enlil en Enki, en dit binnen de context van een polytheïstisch geloofskader.

Het Genesisverhaal daarentegen stelt de taaldiversiteit voor als een goddelijk oordeel over de menselijke arrogantie. De Toren was de eerste ‘’wolkenkrabber’’ ter wereld. Deze structuur werd gebouwd om dezelfde reden dat men vandaag de dag betonkolossen opricht: ‘’Komaan, laten we eerst en vooral voor onszelf een stad bouwen, en een toren waarvan de top naar de hemel gericht is om onszelf een reputatie te geven, uit vrees dat we anders over de hele aarde zullen verspreid worden.” De hoogte van de toren op zich is een voorbeeld van de meest kinderlijke uiting van de menselijke trots en concurrentiestrijd. Zelfs architecten die in vervlogen eeuwen Gotische kathedralen ontwierpen, streden onderling erom om de hoogste te bouwen, iets wat moderne architecten nu overigens nog steeds doen in onze steden. Een toren bouwen met “haar top naar de hemel gericht”, staat symbool voor de poging die de mensheid onderneemt om naar de hemel op te stijgen, en voorgewend Gods plaats in te nemen. De Toren is aldus een duidelijke voorstelling van de menselijke ambitie om een goddelijk status te verwerven. Vergeleken met onze hedendaagse wolkenkrabbers, kunnen we zeggen dat ze rijkdom en macht voorstellen, en de hoogste verdieping is gereserveerd voor het rijkste en machtigste individu.

Het Goddelijke antwoord staat lijnrecht tegenover de menselijke bedoelingen, wat zelfs kan opgemerkt worden aan de woordkeuze om Gods handelingen te beschrijven. “Kom, laten we neerdalen en in hun talen verwarring brengen”, staat tegenover: “Kom, laten we voor onszelf een toren bouwen…”. “Uit vrees dat we anders over de hele aarde zullen verspreid worden”, staat tegenover: “Uit vrees dat niets hun te moeilijk zou lijken.” De volledige mensheid wordt voorgesteld als een Faustiaans karakter, dat de uitersten van de menselijke mogelijkheden wil bereiken, ja, ze zelfs wil overschrijden. Deze voorstelling stelt het Goddelijke uiteraard voor als een onzekere God, die bovennatuurlijke krachten aanwendt om een vroegrijpe mensheid in toom te houden. Volgens mij heeft het echte probleem echter niets te maken met de menselijke ambitie, want de mensheid had reeds eerder in het Genesisverhaal een Goddelijk status verworven.

De Schepping ontwikkelt zich in Genesis van een vormloze, lege aarde tot een geordend universum dat verloopt volgens cycli van dag en nacht, en kent een hoogtepunt met een aarde dat bruist van leven. Bij het begin van elk proces riep God achtereenvolgens tot leven: het licht, de hemel, het land, de zee en de planten, de landdieren, en uiteindelijk de mens. “Laat er…zijn”, was telkens de aanhef. Met elke verklaring die God uitsprak, creëerde hij wat hij wou doen ontstaan. Op het einde creëerde God Adam en Eva, en droeg hij hen op naar de Tuin van Eden te gaan, vruchtbaar te zijn en talrijk te worden, de aarde te vervullen en haar te onderwerpen, en over de dieren te heersen. In Genesis 2 geeft Adam de dieren een naam. Hierdoor nam hij zijn plaats naast God in, door Gods creatieve handelingen te imiteren. Net zoals God “naam gaf” aan het leven, zo gaf Adam een naam aan alle dieren, door hun identiteit en plaats in de wereld te bepalen.

Dan rest ons de vraag: “Als Adam en Eva waren gecreëerd om over de hele aarde te heersen, waarom is menselijke ambitie dan zo’n probleem?” De menselijke ambitie zoals deze tot uitdrukking komt bij de bouw van de Toren, is een ambitie die verticaal verloopt in plaats van horizontaal, naar de hemel gericht in plaats van zich over de ganse aarde te verspreiden. God droeg Adam en Eva op om “de aarde te vervullen en haar te onderwerpen”, dus wat de volledige mensheid niet had moeten doen was zich concentreren op de bouw van één enkele toren, het Goddelijke plan voor de mensheid was immers totaal anders. De aarde is de verblijfplaats van de mens, en God bewoont de hemel. Daarom is het bouwen van een toren om alle mensen te huisvesten een menselijk streven om God te verdringen. En dit streven is niet individueel, het gaat om een streven van alle mensen samen. “Laten we…bouwen.” Dit is het motief van de Toren, en er is geen Nimrod opgestaan om te dienen als groot leider van alle mensen. Althans, nog niet. Gods plan om de menselijke trots te ondermijnen, was om verwarring te brengen in de menselijke taal en de mensheid over de hele aarde te verspreiden.

Het is interessant om weten dat de verscheidenheid van de menselijke cultuur en taal dus eigenlijk door God gecreëerd waren. Maar tezelfdertijd was dit slechts een stoplapmiddel, net zoals een dam die het gewoel van de menselijk rebellie een halt moet toeroepen. Puur negatief bekeken betekent verscheidenheid verdeeldheid, en die verdeeldheid werd ingepast om het menselijke potentieel te beperken terwijl de mensheid zijn opstand tegenover God voerde. Maar indien we het thema van de verscheidenheid doorheen de Bijbelse verhalen volgen, dan mogen we reikhalzend uitkijken naar het einde van de geschiedenis wanneer de hele mensheid opnieuw verenigd zal worden. Zowel Isaiah 65 als het boek Openbaring beloven een nieuwe hemel en aarde, waar oude plooien worden gladgestreken, “De wolf en het lam zullen zich samen voeden”, en de volledige mensheid zich verzamelt voor God “Hierna keek ik en voor mij bevond zich een enorme massa die niemand tellen kon, uit elk land, stam, ras en taal.” Het Nieuwe Testament ziet de Kerk als een eerste stap in de richting van deze toekomstige belofte. In Handelingen hoofdstuk 2 staan de volgelingen beschreven die zich verzameld hadden en zich tot een groep mensen richtten die uit de verste uithoeken van het Romeinse Rijk kwamen, en ze spreken talen waarvan ze nog nooit gehoord hadden. Misschien is dit de ommekeer van het Goddelijke oordeel dat over de Toren van Babel uitgesproken was. Paul schrijft in het boek Galaten (hoofdstuk 3): “Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt een in Christus Jezus”, en spreekt over eenheid in verscheidenheid in 1 Korinthiërs 12. Cultuurverscheidenheid is zowel verordend in God als tegengesteld aan God, de mensheid is aldus verwijderd van God, en herenigd in God.

De Toren kreeg de naam “Babel” nadat God tussenkwam om de menselijke ambitie een knauw te geven. “Babel” is Hebreeuws voor “verward, verstrooid”.  Maar het Babylonisch, dat een zustertaal is van het Hebreeuws, geeft “babel” als vertaling “Poort Gods”. Het verhaal van de Toren van Babel is immers niet alleen het verhaal van de oorsprong van de menselijke talen, maar ook het verhaal van de oorsprong van één van de twee Bijbelse steden, Babylon. Die andere grote stad is natuurlijk Jeruzalem. Beide stellen ze tegengestelde stromingen uit de menselijke geschiedenis voor, en hebben ze een andere relatie met God. Babylon’s oorsprong bevindt zich in een toren die werd gebouwd om tot aan de hemel te reiken, terwijl Jeruzalem de stad der vrede is. Hier werd de tempel opgericht, de woonplaats waar God aanwezig is. De ene stelt de mensheid voor die verenigd is tegen God, de andere huisvest het belangrijkste religieuze centrum van Israël. Deze steden zijn overladen met symbolisme in de Hebreeuwse en Christelijke heilige geschriften, maar hoe belangrijk ze echt zijn, is het best beschreven in het Boek Openbaring.

Johannes vergelijkt de stad Babylon in Openbaring 17-18 met een hoer die een scharlaken rood beest berijdt, dat op vele wateren zit. Omdat het boek cryptisch is, worden de meeste beelden vrij duidelijk beschreven doorheen het verhaal. De vrouw is “de grote stad, die het koninkrijk heeft over de koningen der aarde”, en op haar voorhoofd stond het volgende geschreven:

                                                            VERBORGENHEID
                                                        HET GROTE BABYLON
                                              DE MOEDER DER HOERDERIJEN
                                             EN DER GRUWELEN DER AARDE

In Openbaring 17-18 wordt de vrouw onder andere geassocieerd met luxe, macht, roem, het occulte, seksuele onzedelijkheid en trots, maar voornamelijk met rijkdom. Het zijn de koningen, kooplieden en zeekapiteins die haar nederlaag betreuren (terwijl ze zich op een veilige afstand hielden), omdat ze de macht en luxe waarvoor ze haar zo graag hadden niet meer konden terugvinden. Het verhaal van Openbaring 17 vertelt ons dat de “vele wateren” de mensheid in haar geheel voorstelt, terwijl het beest dat de vrouw berijdt politieke macht voorstelt, wat uiteindelijk de macht van de antichrist is. Dit is een staaltje van zowel scherpe sociale analyse als Goddelijke onthulling. Alles wat Babylon is, is afhankelijk van politieke macht, wat op de hele mensheid berust. De vrouw was ook dronken, dronken van het bloed van de heiligen die ze gemarteld had. Babylon en Jeruzalem zijn voor eeuwig aan elkaar tegengesteld, en wat een nederlaag voor de ene is, betekent een vervoering voor de andere.

De manier waarop Johannes de Hoer en het Beest voorstelt, had niet als bedoeling de toekomst te voorspellen. Het was wel een beschrijving van het heden, zowel zijn heden als het “heden” in de hele toekomst, tot het moment dat de Hoer haar nederlaag zou lijden. De Toren staat voor kapitalisme door zijn handel in “lichamen, en de zielen der mensen”, met winst tot doel (Openbaring 18:13). Op filosofisch Marxistische wijze wil de mensheid God onderdrukken zodat ze “rond zichzelf kan wentelen als haar eigen echte zon”. Het doel is wreed en bloedig, harteloos en enkel op genot gericht, en iedereen die zich vandaag op deze wereld bevindt, houdt dit systeem in leven en lijdt hieronder. Het Goddelijke antwoord voorspelde zowel in de Christelijke als Joodse Geschriften dat er een nieuwe nederlaag op til is, en de volgende zal de laatste zijn, en uiteindelijk een Nieuw Jeruzalem stichten.

                                                  Vertaald door Philip Ververken

Jim Rovira kan gecontacteerd worden op jamesrovira@yahoo.com