Salina, Kansas

door Pete Hansen

vertaling door Sietske Tol

 

Het was zondagmorgen 7 uur. Hij stond graag als eerste op om wat na te denken. De hond werd ook wakker en krabde aan de deur. Waarom die moeite, vroeg hij zich af: ze had al op het vloerkleed gepist. Hij zou vandaag een stoomreiniger huren, dacht hij, terwijl hij haar naar buiten liet. Waarschijnlijk zou zij naar het grasveld van de humeurige Duitse buurman lopen. Die zou dan weer langskomen en met zijn geweer dreigen, maar daar kon hij zich niet druk over maken.

Hij zette koffie en deed de tv aan. In een grote kerk preekte een jonge evangelist over het belang van het gezin. Hij dacht aan zijn vrouw en kinderen in de andere kamers. Zij waren belangrijk, maar niet op de manier die de evangelist bedoelde. Dus zapte hij naar een ander kanaal.

Onder het neuzelen van het volgende tv-programma liep hij naar buiten voor de krant. Even keek hij rond of hij de hond zag. Het regende. Het was amper licht. Het was november. Op natte sokken ging weer naar binnen. Hij had vergeten sandalen aan te trekken.

Nu waren zijn voeten koud en zijn sokken doorweekt. Hij trok ze uit en gooide ze in de droger. Hij trok een paar droge aan en ging op de bank voor de tv zitten. De herhaling van een Canadese footballwedstrijd was net begonnen. Voormalige sterren van Amerikaanse colleges speelden op een besneeuwd veld voor een halflege tribune. Hij sloeg de krant open. Kleurige folders vielen op de grond. Hij las de koppen. Ze leken op die van gisteren en eergisteren, dacht hij.

De koffie was doorgelopen. Hij stond op en schonk in. Hij dronk met kleine slokjes. Het was erg sterk. Daar hield hij van. Hij dacht misschien een garage sale tegen te komen. Misschien zou hij wat nieuw gereedschap kopen. Niet dat hij dat gebruikte. Zijn garage stond er vol mee. Om de buren te laten zien dat hij een normale kerel was. Hij had twee grasmaaiers, onkruidtrekkers, snoeischaren, kruiwagens, spaden, harken, heggenscharen, schoffels, tuinslangen en gereedschapskisten vol met klein materiaal. Maar dat stond allemaal in de garage. Twee Mexicaanse kerels maaiden eens per week het grasveld en zijn oudste zoon nam daarna het sproeien voor zijn rekening. Behalve ’s winters dan.

De hond krabde aan de deur. Hij liet haar binnen. Terwijl zij zich uitschudde, vlogen haren en regendruppels alle kanten op. Het kon hem niets schelen. Zijn vrouw zou vandaag stofzuigen voordat hij een stoomreiniger huurde. Op tv racete een nieuwe Acura over het scherm. Met aantrekkelijke, jonge mensen op de voorbank. Hij dacht terug aan de tijd dat hij een knappe jongeman was in een auto met vouwdak. Twintig jaar geleden. In Californië. Hij surfte, had een gespierd lijf en een goudbruine huid. Zijn lange, zongebleekte haar was aantrekkelijk voor heel wat tienermeisjes die lagen te zonnen op dromerige, brandschone strandjes aan de Stille Oceaan.

Hij wierp een blik uit het raam. De graansilo rees op achter het huis van de buren. Twee magere katten zwierven over het gele gras. Bijna kale bomen lieten, snakkend naar lucht, hun laatste, bruinverkleurde bladeren los. Hij streek zijn vingers door zijn haar. Volgend jaar zal ik helemaal kaal zijn, dacht hij.

Buiten wakkerde de wind aan. Windvlagen troffen het huis. Het raam rammelde wat. Hij stond op om de verwarming bij te stellen. Terwijl hij naar de thermostaat reikte, viel hem op dat zijn buik groter en ronder leek. Het drong tot hem door dat hij de laatste tijd de thermostaat nogal eens wat hoger draaide. Hij had het vaker koud. Het leek allemaal nogal somber, dit jaar. Misschien kwam het door het broeikaseffect, dacht hij. Vijf jaar woonde hij al in Kansas en pas nu viel de grauwheid ervan hem op.

Hij beende naar de keuken, pakte twee sneetjes tarwebrood en deed ze in het broodrooster. Hij nam roomkaas en tomatensap uit de koelkast. Hij schonk het sap in en nam er een vitaminepil bij. Vroeger haatte hij tomatensap. Het geroosterde brood floepte omhoog en hij belegde het met roomkaas. Hij ging weer zitten en keek ingespannen naar het tv-scherm. Hij liet de rest van de krant op de vloer vallen.

Het was rust. Er was nu een reclameboodschap. Iets over het internet. Hij wist niet wat het internet was, al had hij er wel eens iets over gehoord en gelezen. Dat het iets met computers had te maken, wist hij wel. Hij had geen computer. Waarschijnlijk zou hij er nooit eentje nemen, veronderstelde hij. Hij had ‘m niet nodig als technicus. Hij repareerde Fords. Hij werkte aan remmen en andere dingen waar je geen computer voor nodig had.

Hij nam zijn laatste hap geroosterd brood en had trek in nog een paar sneetjes. Hij dacht aan zijn nu dikkere buik. Het maakte niet uit: zijn vrouw hield toch wel van hem. En bovendien, ook zij was het afgelopen jaar wat dikker geworden. Een paar maanden geleden hadden zij geprobeerd om weer in conditie te komen. Ze werden lid van het Familie Fitness Centrum. Vijfhonderd dollars betaalden ze voor het lidmaatschap. Zij gingen een paar keer. Het zwembad sprak hem wel aan. De loopband haatte hij. Zijn vrouw hield van de sauna. Aan de rest had zij de pest. Na een tijdje gingen zij er niet meer heen.

Hij hoorde door de muur heen het toilet doortrekken. Een van de kinderen moest wakker zijn. Zijn tijd voor zichzelf zat er nu bijna op. Hij zette zijn bord in de gootsteen. Hij zou het geroosterde brood maar even overslaan. Terwijl hij langs de gangspiegel liep, keek hij even naar zichzelf. Zijn haar werd dunner. Ook was zijn gezicht meer opgeblazen en hij had donkere kringen rond zijn ogen. Hij keek nauwkeuriger. Van de zon uit zijn jeugd had hij rimpels gekregen. Adertjes kringelden als spinnenwebben over zijn Ierse wangen. Zijn tanden waren eerder geel dan wit en hij merkte dat hij een slechte adem had. Hij deed een stap terug en voelde zich wat neerslachtig.

Maar hij was er de man niet naar om dit gevoel te laten voortduren. Hij zou wat van zijn dag maken. Met gezin, hond en footballwedstrijden. En een garage vol met gereedschap. Hij had in de krant iets gelezen over een rommelmarkt in de buurt. Er waren wat oude wagenwielen te koop. Misschien zouden ze goed staan als ornamenten op het gazon, dacht hij. Op het stervende wintergras.