Grock in de Metro

door Yves Jaques

 

Grock is een Neanderthaler. Pierre is een junkie. Binnenkort zullen hun wegen elkaar kruisen. Dit wordt de allereerste geregistreerde ontmoeting tussen een mannelijke Neanderthaler en een Franse junkie. De registratie gebeurt door een verborgen bewakingscamera. Televisiekijkers zullen versteld staan. Er zal massaal gedacht worden dat Grock een man is die een ingenieus ontworpen rubberen pak draagt.

Grock en Pierre hebben drie zaken met elkaar gemeen: beiden zijn ze mannelijk, zoogdieren en zeventien jaar oud. Je zou van Pierre kunnen zeggen dat hij ‘in de kracht van zijn jeugd’ is, ware het niet dat hij AIDS heeft, en dagelijks het gevaar loopt om te sterven aan een overdosis heroïne. Op zijn zeventiende is Grock reeds van middelbare leeftijd.

Onze grotbewoner wandelt langs de linkermuur van het derde spoor van de Parijse metro. Grotten zijn hem niet vreemd, ze zijn immers zijn leefwereld. Grock werd er door zijn stamhoofd op uitgestuurd om wat te gaan jagen. Hierbij kwam hij terecht in één van die tijd- en ruimtegaten.

Grock is ietwat verrast. Deze grot heeft hij nog nooit eerder gezien. Hij vraagt zich af of hij niet beter naar rechts was gegaan daar waar hij links was ingeslagen. Grock is opgewonden over zijn nieuwe ontdekking en blijft doorwandelen. De grotwanden zijn gemaakt uit zachter gesteente dan hij ooit tegengekomen was. Vele glinsterende stalen sporen lopen doorheen de grot. Het zijn metrosporen. Grock vindt ze heel fascinerend, maar slaagt er niet in er een staaltje van mee te nemen. Hij is een beetje kwaad omdat bij deze poging het scherpe uiteinde van zijn stenen bijl afgesplinterd is.

De kabels die langs de muren lopen, vindt Grock niet meer de moeite waard. Hij heeft er in één hiervan gebeten en kwam tot de conclusie dat ze niet eetbaar zijn, en qua structuur te zwak zijn voor wijngaarden. Gelukkig heeft hij niet gebeten in één van de hoogspanningslijnen die langs de lengte van de tunnel lopen. Toch is het wel jammer dat ze hem niet interesseren, want als hij er een staaltje van had genomen, dan zou de metro tijdelijk tot stilstand gekomen zijn en zou hij er later niet door doodgereden worden.

Terwijl Grock langs Metrolijn Drie voorbijwandelt treft hij nu en dan elektrische lantaarns in kleine stalen kooitjes aan. Drie op een rij zijn wit, en de vierde blauw. De lichten en hun patroon doen hem eraan denken dat er mogelijk bewoners zijn. Hij is verwonderd dat zijn stam er niet van op de hoogte is dat er een andere stam in een zijgang van hun grot leeft. Hij beslist de lichten verder met rust te laten en onopvallend door te lopen. Grock is behoedzaam geworden.

En het is maar goed dat Grock behoedzaam is geworden. En het is maar goed dat hij al lang de bocht in de tunnel is voorbijgelopen, en stilletjes langs een recht stuk door de tunnel sluipt. Anders zou hij al gestorven zijn voordat hij Pierre de junkie ontmoet had, en hij zou nooit zijn vijftien minuten Warholian roem gekregen hebben.

Als Grock de koplichten van de metro dichterbij ziet komen, drukt hij zich stevig tegen de muur aan. Tijdens zijn korte leven heeft Grock een groot aantal enorme dieren gezien, en hij weet dat wanneer je alleen bent, en zij zijn in beweging, dat je je het beste afzijdig kan houden. Grock verwondert zich over de gedeeltelijke doorzichtigheid van de buik van dit dier. Hij verwondert zich over de grote hoeveelheid felgekleurde dieren die verspreid over het verteringskanaal liggen. Het dier heeft ze blijkbaar volledig doorgeslikt, want de meeste verroeren zich nog langzaam. Het is een snel dier, en onze Neanderthaler is tevreden dat het niet naar hem omgekeken heeft.

Grock toont ontzag. Hij denkt niet verkeerdelijk dat de metro een bewoner van deze grot is. Maar hij heeft het niet bij het rechte eind te denken dat het om een soort van God gaat. In Grock’s hoofd ontstaat een nieuwe mythe. Zoals wij tegenwoordig zeggen: ‘Ik heb dit niet op school geleerd’. Pierre zal binnenkort ook zeggen: ‘Ik heb dit niet op school geleerd’.

Pierre balanceert gevaarlijk op de rand van een heroïnecrisis.  Om normaal te functioneren heeft zijn lichaam drie dagelijkse shots heroïne nodig. Hij was zo niet geboren, hij moest eraan werken om te worden wie hij nu is. Eigenlijk komt de gewoonte om zijn lichaam met de gepaste dosis heroïne te onderhouden, opvallend goed overeen met een nine-to-five job, maar dan zonder weekends of vakantie. Het is een heel vermoeiende job, die veel beweging vergt en dit met behulp van weinig voedsel. Door het virus dat in zijn lichaam leeft, is hij eigenlijk een graatmagere junkie geworden.

Pierre’s job bestaat er immers uit om geld of voorwerpen te stelen van vrienden of onbekenden, en met dit geld of deze voorwerpen heroïne te bekomen. Geld is uiteraard beter, want beter inwisselbaar, en hij probeert dit daarom als eerste te stelen telkens wanneer de kans zich voordoet.

Vroeger betaalden onbekenden Pierre in ruil voor geslachtsgemeenschap van eender welke aard. Op die manier verdiende hij heel veel geld. Maar nu ziet hij er te vuil, te mager en te bleek uit.

Toevallig wandelt ‘Pierre de junkie’, die flirt met de benaming ‘Pierre in een heroïnecrisis’, net boven Grock. Pierre begeeft zich naar de linkerkant van de straat in de richting van de dichtstbijzijnde ingang van Metrolijn Drie, terwijl Grock zich langs de linkerwand van dezelfde metrolijn in de richting van de dichtstbijzijnde uitgang begeeft. Pierre weet dat er dichtbij deze ingang van Metrolijn Drie een klein winkeltje is waar droge vruchten verkocht worden. De verkoopster is Madame Choufleur, een kleine vrouw uit Marseille. Choufleur is het Franse woord voor ‘bloemkool’, een verwijzing naar haar misvormde oren die ooit te hard aangepakt waren door haar alcoholistische vader. Pierre weet dat Madame Choufleur kleine geldbedragen leent aan woekerachtige interesten. Het enige wat Pierre echter nodig heeft is een klein geldbedrag, en hij gelooft net zomin als Moslims in rentevoeten. Neen, hij zal het geld met geweld verkrijgen.

Grock, die zich tien meter lager dan Pierre bevindt, weet nog van niets. Hij weet wel dat wat verderop licht schijnt. Hij hoopt dat dit de grotuitgang is. En hij heeft het bij het rechte eind. Grock heeft geluk dat om tien uur ’s avonds de metro minder vaak rijdt. En hij heeft ook geluk dat de uitgang slechts ietwat verderop is. Grock loopt opnieuw langs de linkerkant van de tunnel in het midden van de metrosporen. Angst dat het dier een tweede maal voorbijkomt heeft hij niet. Hij denkt immers dat een dier met zo’n gevulde maag nu vast en zeker een siësta houdt.

Wanneer Grock de linkerwand van de tunnel verlaat en zich op het perron bevindt, verwondert hij zich over het felle, witte, vlakke licht dat hoog boven zijn hoofd verspreid wordt door de lampen. Hij vindt het jammer dat hij er niet bij kan. Grock weet immers dat zijn stamhoofd het geschenk zou waarderen. De enige andere persoon op het perron is een tweemeterslange lesbienne met Kameroense roots. Ze heet Mireille. Mireille heeft een kaalgeschoren hoofd, en draagt de witte kimono van haar judolessen. Ze is net op de terugweg van zo’n les. Haar als schoensmeer zwarte huid staat in fel contrast met het gerimpelde wit van haar plakkerige outfit.  

Mireille is heel tevreden dat het slechts één minuut duurt vooraleer de volgende metro aankomt. Van haar lesgevers heeft ze geleerd dat het altijd beter is om een gevecht te vermijden indien dit mogelijk is. Mireille is een tweehonderd en drie centimeter lange zwarte lesbienne van Kameroense roots met een bruine judogordel. Ze kan heel goed mensen fysiek pijn doen. Mireille wil Grock geen trap onder zijn kont geven.

Grock heeft gelukkig geen exotische smaak. Zijn penis bengelt slap onder zijn pelshuid. Vanuit zuiver wetenschappelijk standpunt is het een schande dat Grock Mireille niet zwanger zal maken. We weten zelfs niet of het mogelijk is om, gezien hun genetische verschillen, bevruchting te veroorzaken. Maar indien wel, dan zou een uiterst vreemd dier geboren worden. Dit natuurlijk alleen maar als Mireille geen afkeer van zwangerschap had, wat wel meer voorkomt bij lesbiennes. Mireille kan heel makkelijk tot abortie overgaan. Tweede voorwaarde is dat ze hem uiteindelijk toch geen trap onder zijn kont had gegeven, wat ze wel eens zou kunnen doen. Laten we even vergeten wat de eerbiedwaardige Parijse krant Le Monde over dit alles zou zeggen. Dit is geen sensationeel verhaal.

Als je Mireille als een maaltijd bekijkt, lijkt ze lenig, pezig, en draagt ze geen warme pels. Kortom, ze is het niet waard om gedood te worden. Grock haat verspilling. Je zou kunnen zeggen dat hij een milieubewust iemand is. Grock neemt Mireille kritisch in zich op. Hij zoekt naar een teken van agressie. Ook Mireille bekijkt Grock op dezelfde manier. Ze zoekt tevens naar een teken van agressie, maar ze denkt voornamelijk dat Parijs een beetje uit haar voegen barst.

Pierre, die nog steeds net boven Grock en Michelle loopt, denkt aan niets anders dan zijn volgende heroïneshot. In zijn zak betast hij de spuit die hij al veel te vaak gebruikt heeft. Hij betast ze niet met de verwachting van de opluchting die ze aan zijn geraamteachtige lijf zou geven, neen, hij betast ze op dezelfde manier zoals je met een wapen doet. Pierre heeft gelezen over een efficiënte, nieuwe manier om een misdaad te begaan. Hij is heel tevreden dat hij dit gelezen heeft, want de laatste tijd zag het beeld van zijn aftakelende lichaam, dat een mes voor zich houdt, er niet echt dreigend uit. Het idee is simpel: hij richt zijn gebruikte spuit voor zich uit, half gevuld met z’n eigen ingespoten bloed. Dan zegt hij eenvoudigweg dat hij het Acquired Immuno-Deficiency Syndrome heeft. ‘Geef me al jouw geld’, zal Pierre zeggen. ‘Of ik prik je met deze spuit’. Madame Choufleur, die Pierre’s magere, onverzorgde lijf ziet, zal hetgeen hij zonet verklaard heeft zeker en vast niet in twijfel trekken. Ze zal Pierre al haar geld geven. Het lukte in New York, dus zal het in Parijs ook wel lukken, denkt Pierre bondig.

Grock vindt geen enkel teken van agressie bij Mireille en wordt aangemoedigd door het geluid van een naderende metro, waarop hij concludeert dat het veilig is om de grot te verlaten. Mireille is tevreden dat ze Grock geen trap onder zijn kont moet geven. Ze zal verwonderd zijn om hem morgen aan te treffen op de cover van Le Monde, de eerbiedwaardige Parijse krant. De krantenkop zal luiden ‘Mens of aap? Waar ben je nu Charles Darwin?’. Mireilles vriendin, Christine, die mannen niet echt haat, maar altijd wel dacht dat het grappig zou zijn om Mireille er een in elkaar te zien slaan, zal Mireille vragen waarom ze die moordenaar in z’n rubberen pak niet een pak rammel had gegeven. De krant zal zich afvragen waar Grock zich bevindt. Het antwoord zal zijn dat hij dood is, hoewel zijn lichaam nooit zal gevonden worden.

Le monde zal niet teveel inkt doen vloeien over Pierre en Madame Choufleur. Elke dag sterven er mensen in Parijs. Veel mensen. Dat is geen groot nieuws.

Grock is gehaast. Het is donker, en het grote dier is in z’n grot weer in beweging gekomen. Terwijl hij de trappen van de uitgang oploopt hoort hij het dier stoppen, misschien om aan hem te snuffelen.Hij is opgelucht als hij het dier weg hoort denderen. Mireille, die zich aan boord van Metrolijn Drie bevindt, is ook opgelucht.

Grock is opnieuw verrast dat alle stenen zo zacht aanvoelen, en dankbaar dat ze zo’n gemakkelijke doorgang mogelijk maken. Misschien heeft het grote dier ze zo gemaakt door er voortdurend doorheen te razen. Bij de ingang tot de straat houdt hij zich een ogenblik stil. Grock bewondert het zwarte stalen teken in Art Nouveau stijl, waarop te lezen staat: ‘METROPOLITAIN’. Het is niet belangrijk dat Grock er zich niet van bewust is dat hij naar een verzameling letters kijkt die samen het woord ‘METROPOLITAIN’ vormen. Het is niet belangrijk dat Grock niet veel van kunst kent. Hij weet wat hij graag ziet.

Grock is ook een kunstenaar. Hij schildert op grotwanden. Je zou het ‘Naïeve Kunst’ kunnen noemen, of ‘Volkskunst’, of zoals de Fransen het noemen, ‘Art Brut’. Misschien heb je zelfs al afbeeldingen gezien van Grock’s werk in boeken die Neanderthalschilderijen tonen in de Grotten van Lascaux. Grock’s stam noemt zich niet de ‘Lascauxanen’ of de ‘Onafhankelijke Volksstam van Lascaux’, of een van die andere lange namen die we de laatste jaren tegenkomen. Grock’s stam heeft een naam die ergens het midden houdt tussen een soort van gegrom en een gefluit dat ik hier onmogelijk geschreven kan weergeven. In ieder geval is Grock door zijn volk als een verdomd goede schilder gekend, en vooral zijn gevoelige en meesterlijke afbeeldingen van vierpotige wilde dieren worden gesmaakt. Toch wel jammer dat Grock zijn werk nooit gesigneerd heeft, en dat hij nooit één van zijn werken verkocht heeft. Als Grock in de metro van Parijs sterft, zal hem eigenlijk hetzelfde lot beschoren zijn als de meeste kunstenaars vandaag de dag, Grock zal onbekend zijn. Hij zal blut zijn, zijn vaardigheden onerkend, zijn naam hopeloos verloren aan de nacht.

Grock heeft de nieuwe artistieke ideeën van dit Art Nouveau-teken in zich opgenomen, en herinnert zich waarom hij hier is: om voedsel te verzamelen. Tot dusver heeft hij één dier gezien dat zo enorm was dat hij er zelfs nooit over zou durven dromen om het neer te slaan, en een ander dier dat er te lang, mager en naakt uitzag om lekker te zijn. Onze grotbewoner realiseert zich dat dit zinloos dier hier inderdaad overal rondloopt. Hij vraagt zich af waar ze zo plotseling allemaal vandaan zijn gekomen. Hij hoopt dat ze niet al het overvloedige wild zullen verorberen. Hij wil niet al zijn tijd besteden aan alleen maar dieren te tekenen.

Grock is niet zo enorm verrast door deze vreemde omgeving. De Neanderthaler is verrassingen gewoon geworden. De wereld is een vreemde plaats. Hij bekijkt wel heel nauwkeurig de grote dieren die vlak voor hem voorbijrazen op het vlakke zwarte gesteente. Grock neemt zich voor deze observaties op te nemen in zijn voorstelling van het nomadenleven. Het lijkt gevaarlijk wild te zijn, ze lijken immers opvallend sterk op het beest dat hij in de grot opgemerkt had. Ze zijn kleiner en hebben een verschillende pelskleur, maar hun buik is ook zo doorzichtig als water, net zoals bij het beest in de grot. Grock merkt op dat ze allemaal hun buik vol hebben met het waardeloze wild. Grock voelt zich opgetogen. Misschien verorberen ze al het waardeloze wild en gaan ze dan weg.

Omdat hij geen enkel gevoel van richting heeft en er zich in de omgeving niet onmiddellijk een goede prooi bevindt, beslist Grock om een aantal kleine grotten in dit gebied te onderzoeken.Wij noemen deze kleinhandelaars. Grock ziet een kudde geordend tot stilstand komen, en hij concludeert dat dit het geschikte moment is om ze voorbij te snellen. Je kan moeilijk voorspellen wat er zou gebeurd zijn, indien Grock op straat overreden zou zijn geweest door een voorbijrijdende automobilist. Mogelijk zou de verantwoordelijke automobilist zijn auto aan de kant zetten en Grock proberen te reanimeren. Le Monde zou geschreven hebben: ‘Mens kust Neanderthaler’ of ‘Vrouw in de knoop met een Neanderthaler’. Misschien zou de chauffeur na de aanrijding vluchtmisdrijf gepleegd hebben. In dat geval zou in Le Monde te lezen zijn: ‘Verwonde Mensaap gevonden in de straten van Parijs’. De kranten hebben altijd wel iets te vertellen. Maar zoals we al weten wachtte Grock tot het verkeer tot stilstand kwam, en stak hij toen veilig de vier rijstroken over.

Terwijl Grock in één ruk de straat oversteekt, en de gestopte automobilisten zich afvragen voor welke belangrijke persoon ze moeten wachten, wacht Pierre om zijn slag te slaan. De voorlaatste klant verlaat net de winkel van Madame Choufleur. Ze staat te trappelen om de winkel te sluiten en in de achterkamer naar de televisiebewaking te kijken. Recent heeft ze immers een bewakingscamera in haar winkel laten installeren. De camera is het resultaat van een schuldenaar die niet in de woekerinteresten van Madame Choufleur geloofde. Nu doet hij dat echter wel. Madame Choufleur wil de dag in snelvaarttempo zien voorbijvliegen onder het  oog van de verborgen camera. Ze wil de mensen zien teruglopen en vooruitgaan, in en uit haar winkel. Ze wil dat Pierre iets koopt of weggaat.

Pierre sloop doorheen de achterste rekken en deed alsof hij een enorme interesse had in een grote zak pruimen. Tot dusver heeft hij in het pak geprikt, geduwd, eraan geroken en er zelfs in gebeten, zo erg wou hij dat alles vooruitging en hij eindelijk zijn heroïne kon gaan halen. Zijn arme lichaam smeekt erom. Pierre’s lichaam is zo radeloos dat het hem de gekste dingen influisterde, zoals: ‘Hé Pierre, zet toch eens door man. Steek gewoon iedereen in deze winkel en ga met hun geld aan de haal.’. Maar Pierre’s lichaam beseft echter niet dat degene die gestoken werd niet terplaatse zal neervallen en sterven aan de naaldwonde. Desondanks had Pierre’s nog steeds functionerende brein het pleit bijna verloren. Gelukkig had iedereen ondertussen de winkel verlaten.

Grock heeft zich begeven naar de dichtstbijzijnde kleine grot. Net zoals de meeste levende dingen, wordt Grock aangetrokken door schijnende voorwerpen. Hij heeft de glazen deur van een juwelierswinkel aan diggelen geslagen. Grock is kwaad omdat hij recht tegen het propere glas gelopen is, en hierbij zijn neus heel hard gestoten heeft. Hij gaat aan de haal met een aantal lange zilveren, platina, gouden en parelhalssnoeren, maar laat de diamanten onaangeroerd. Ze herinneren hem aan de glazen deur waar hij zonet doorheengelopen was.

Het was een goede keuze om de diamanten achter te laten. Gorion, de juwelier, is een oneerlijk man. Zijn diamanten zijn namaak. Gorion zal woest zijn als hij ’s morgens zijn winkel zal aanschouwen. Een aantal jonge punkers zullen na Grock’s geforceerde passage de winkel helemaal leegroven. Deze jonge punkers zullen op hun beurt ook woest zijn wanneer hun leider hen zal vertellen dat de diamanten niet echt zijn, maar in een fabriek in Leon vervaardigd zijn.

Grock is zich opnieuw bewust waarom hij hier is: om voedsel te zoeken. Hij beslist de volgende winkel binnen te gaan. Het is de enige in de hele straat waar er nog licht is. Het is de droge vruchtenwinkel van Madame Choufleur. Pierre is net in actie getreden. Alles verloopt volgens plan. Madame Choufleur gelooft dat Pierre haar met zijn bloederige spuit zal steken. Het is zelfs nog eenvoudiger voor haar om te geloven dat de naald vol virussen en bacteriën zit. Maar goed dat ze met Pierre meewerkt, want hij heeft de grootste moeite om zijn lichaam in dezelfde houding te houden.

Madame Choufleur is niet dom, maar wel gewiekst. Ze behoort tot de gewiekste, verstandige mensen. In haar kassa heeft ze een aardig geldbedrag, maar het merendeel bewaart ze in een verborgen kluis in de achterkamer. Madame Choufleur heeft de kluis tot een naaimachine van rond de eeuwwisseling omgetoverd. Ze hoopt dat Pierre genoegen zal nemen met het aardige geldbedrag uit de kassa. En dat is het geval. Zoals we weten heeft Pierre slechts een klein geldbedrag nodig.

Madame heeft zonet onnodig de hele kassalaag verwijderd om Pierre te tonen dat ze hem al het geld gegeven had. Pierre kan nu vertrekken. Hij draait zich net om om de deur los te maken, die hij enkele ogenblikken geleden vergrendeld had nadat hij zo slim was om de zak met droge pruimen te laten vallen, als Grock’s neus opnieuw een onaangename ontmoeting met het propere doorschijnende glas heeft. Pierre, die de spuit tussen zijn tanden geklemd heeft, staart Grock aan door de glazen deur, en net als een monnik die zich klaarmaakt om te bidden, vouwt hij zijn handen samen.  Pierre probeert Grock door middel van handgebaren duidelijk te maken dat de winkel gesloten is.

Grock is kwaad dat hij met zijn neus weer tegen die doorschijnende rots gebotst is. Hij breekt de glasplaat met het botte uiteinde van zijn bijl. Madame Choufleur deinst terug achter de toonbank en voelt zich opgelucht dat de bewakingscamera de ravage vastlegt. Dit zal de verzekeringsaanvraag vast en zeker enorm eenvoudiger maken. Grock treedt door de deur, die nu geopend is. Pierre neemt enkele stappen achteruit en houdt de spuit met beide handen voor zich uit, het lijkt alsof hij een enorm slagzwaard hanteert. ‘Ik heb AIDS!’, schreeuwt hij. ‘AIDS! Ik steek je met deze naald als je niet maakt dat je hier als de donder weg bent!’.

Pierre is bang. Hij denkt dat Grock een dief is in een ingenieus rubberen pak. Pierre wil het geld dat hij zonet gestolen heeft niet teruggeven. Hoewel ze niet gelovig is, bidt Madame Choufleur hevig dat Grock en Pierre elkaar zullen vermoorden. Ook zij denkt dat Grock een vermomde dief is. Ze is bang dat deze tweede dief meer geld zal willen, en dat ze zal verplicht worden de inhoud van haar naaimachine/kluis af te staan.Grock van zijn kant is voor een moment gegrepen door de complexe aromageuren die in Madame Choufleur’s winkel overvloedig aanwezig zijn. Zijn reukzin is enorm ontwikkeld. De reukhersenen van de Homo Sapiens zijn maar klein bier vergeleken met Grock’s krachtige reukorgaan. Hij staat erbij als aan de grond genageld, van z’n stuk gebracht door de scherpe geuren in deze kleine grot. Grock moet zich nog bewust worden van de aanwezigheid van Pierre en Madame Choufleur, nog maar eens twee zinloze wildspecimen die hier in grote getale lijken voor te komen.

Pierre heeft een heroïnecrisis. Zijn brein werkt niet meer. Zijn lichaam heeft het commando overgenomen, en zal Pierre naar de heroïne leiden. Pierre’s lichaam merkt op dat Grock snuift en in de winkel rondkijkt alsof hij in een slaapdronken trance is. Pierre’s lichaam, dat niet langer belemmert wordt door zijn verstand, maakt misbruik van deze situatie om Grock met de spuit te steken.

De prik van de naald verrast Grock. Hij vergeet de heerlijke geur in de winkel. Hij had nooit beseft dat deze dieren gevaarlijk konden zijn. Dit is de eerste keer dar er één een teken van agressie vertoonde. Grock werd al gestoken door bijen, spinnen, mieren en wespen. Grock haat het om gestoken te worden. Zijn neus doet pijn. Grock slaagt met het botte uiteinde van zijn bijl op Pierre’s schedel. Hij gebruikt graag het botte uiteinde van zijn bijl.

Pierre valt neer op de grond als een grotere versie van de pruimenzak die hij zo-even geleden nog in zijn handen had. Grock merkt tevreden op dat er een grote hoeveelheid vers bloed stroomt uit elke opening die Grock in de schedel van Pierre de junkie had geslagen. De smak geld bestaande uit Franse franken die Pierre in zijn hand houdt, zien er heel complex en kleurrijk uit. Grock vindt ze prachtig. Hij stopt de franken in zijn pels en wrijft over zijn borst, die wat pijnlijk aanvoelt door de drie centimeter diepe wonde die de naald veroorzaakt heeft.

Grock vult zijn primitieve gewaad met zakjes gedroogde abrikozen, gedroogde appels en bananenschilfertjes. Pas toen merkte hij Madame Choufleur op, die achter de toonbank verstopt zat. Grock begeeft zich naar de toonbank en bewerkt ook haar schedel met het botte uiteinde van zijn bijl.

Onderweg naar de uitgang grijpt Grock ook de pruimenzak die Pierre roekeloos had laten vallen. Grock is opgetogen dat hij zoveel voedsel voor zijn stam gevonden heeft. Zijn stamhoofd zal heel gelukkig zijn. Misschien zal hij een aantal dagen vrijaf krijgen om een aantal dingen te schilderen die hij hier gezien heeft.

Grock beslist om terug naar huis te gaan. Opnieuw wacht hij totdat de kudde op de zwarte stenen zich in een rij gerangschikt heeft, en daarna loopt hij over naar de opening van de gladde grot.

De grot is leeg. Grock is opgelucht dat het lange zwarte en witte dier er niet meer zijn. Grock is het beu om altijd maar schedels te moeten inslaan. Mireille is ook opgelucht dat ze al lang met de metro weg is. Ze wou Grock geen trap onder zijn kont geven.

Grock loopt door Metrolijn Drie door in de richting waaruit hij gekomen was. Wel jammer dat Grock langs dezelfde kant van de tunnel loopt als voordien. De naderende metro zal achter hem naderen. Hij zal dood zijn voor hij weet wat hem geraakt heeft.

Grock loopt nu al voor een tijdje. Hij is er zeker van dat hij net om de hoek de opening zal vinden die hem naar de grot van zijn stam leidt. Eigenlijk heeft hij gedeeltelijk gelijk. Het snelsluitende tijd- en plaatsgat ligt inderdaad net achter de tunnelbocht. Jammer dat Grock de warme wind niet voelt die achter hem blaast. Net op het moment dat Grock door het sluitende gat wil gaan, krijgt hij een enorme klap van de neus van het metrostel en vliegt hij doorheen het gat.

Aangezien bij een railvoertuig geen sturing nodig is, heeft de conducteur zijn handen onderin zijn broek. Hij streelt zachtjes zijn paal terwijl hij naar het laatste nummer van de Franse Playboy staart. Als zijn metro Grock raakt voelt hij slechts een zachte schok, zoals af en toe gebeurt wanneer het toestel een stroomtoename of –afname te verwerken krijgt.

Grock’s stam is verrast en droevig wanneer ze hem koud op de grond van de grot aantreffen. Hun beste schilder ligt daar, morsdood, en zijn botten zijn zo vermorzeld dat het ongeval niet verklaard kan worden. Het stamhoofd betreurt dat hij hem vorige nacht uit jagen gestuurd heeft.

Ze zijn tevreden wanneer ze Grock’s vondsten ontdekken. De gedroogde vruchten zijn voor hen ontzettend exotisch en totaal onbekend. De bacteriën in de vruchten zijn ook nieuw voor hen en elk lid van de stam krijgt af te rekenen met een ernstige vorm van diarree.

Ze hebben er geen idee van hoe dicht ze gekomen zijn bij een mogelijke uitroeiing. Het is moeilijk te zeggen of het virus in Grock’s lichaam, dat het Acquired Immuno-Deficiency Syndrome veroorzaakt, zich al dan niet onder de hele Neanderthalbevolking zou verspreid hebben, en dat bijgevolg dit verhaal deel zou hebben uitgemaakt van een onbestaande toekomst. Zulke veronderstellingen zijn dom. Grock stierf en hiermee ook het virus. Dit verhaal is echt.

De Parijse politie had behoorlijk wat moeite met het gerechtelijk onderzoek naar de dubbele moord van Pierre de junkie en Madame Choufleur. Mireille, de enige getuige die een beetje hulp had kunnen bieden, wou dit niet doen. Mireille moet niets van de politie hebben. Zij en haar vriendin werden eens betrapt door een groep dronken politieagenten die geen dienst hadden, en ze werden afgetuigd omdat ze hun tong in elkaars mond hadden. 

Trouwens, het enige dat Mireille de politie had kunnen vertellen was dat ze Grock Metrolijn Drie had zien verlaten. Het zou de politie enkel geholpen hebben om een mysterie op te helderen voor de onderhoudsploeg van de Parijse Metro. Tijdens een routine-inspectie van de metrosporen vonden ze tot hun eigen vreugde een hoopje zilveren, platina, gouden en parelhalssnoeren. Ze rapporteerden prompt de pruimenzak die ze naast de buit gevonden hadden.

Als randopmerking zou ik graag vermelden, dat Grock’s schedel op een tentoonstelling bewonderd kan worden. Het zou een interessante trip kunnen zijn om de schedel te zien van een persoon die zowel doorheen tijd als plaats gereisd heeft, en ook nog eens de meest getalenteerde en gevoelige artiest was onder alle Neanderthalers.

Grock’s schedel werd ontdekt door een groep Franse jongens die voetbal speelden op een veld dichtbij Lascaux. Het is een wonder dat zijn schedel een tweede ontmoeting met Homo Sapiens overleefd heeft.

Zoals vaak de gewoonte is tussen oudheidkundige musea, werd Grock’s schedel door een Frans Museum aan het Smithsonian Instituut verhandeld, in ruil voor enkele vodden van de Betsy Ross vlag. Hierna verpatste het Smithsonian Grock’s schedel aan het Mexicaanse National Museum van Antropologie in Mexico Stad, in ruil voor een Azteekse offertafel.

Daar kan je nu Grock’s schedel gaan bekijken als je wil. Je vindt hem aan de rechterkant als je de eerste tentoonstelling binnenwandelt, aan de muur opgehangen in de sectie ‘Introductie tot de Antropologie’ in één van de bekendste musea ter wereld. Rekening houdend met het statuut van Grock als artiest heeft men hem daar, naar mijn mening, tussen al die andere schedels van verschillende andere minderontwikkelde primaten, zonder respect bijgehangen.

Yves Jaques yjaques@tiscalinet.it